DE VALLEI VAN DE KLEINE EN GROTE NETE
Het Land van de Kleine en Grote Nete heeft een eigen, voelbare identiteit, die vervat zit in (volks)verhalen, streekproducten, oude gebruiken en beleving van de valleien en het landschap. Het is een waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische eenheid die uniek is in Vlaanderen.
We gaan met u terug naar de bron en vertellen u graag meer over de geboorte van de twee Neten, hun geschiedenis, kenmerken en het plezier dat er gemaakt werd. Duikt u er mee in?
Sleepschip met zeil – De Boekt +/- 1900 Sepia Marc Verreydt
De Nete
Nitha, de Nete hier,
ze veranderde,
sinds lang geleden smalle
snekken meemeanderden over een schitterend zilveren Netebekken.
Kessela castellum zou waken over de laecken.
Platschuiten vingen er vis.
Een bert hout wees de weg, om door de moeren te waden en de Nete over te kunnen steken.
Karren spoelden langs ’t Gewad over het ijzeroeren bodemdeken door ’t glimmende water van en naar Balder.
Zo ging dat.
Veel riet, biezen, vlinders en libellen.
Niet voor te stellen!
Die Nete was wat…
De loop van de rivier slingert nog altijd hier,
kronkelend en kolkend, nu, tussen hoge dijken die ’t zicht verrijken, schoon omzoomd met klaprozen en kamille.
’t Moeras is afgeroomd alsof we het zo willen.
Rijpaarden grazen hier graag.
Schichtige fietsers klieven de meanderbochten alsof ze iets dringend zochten.
De toren van Kessel volgt meewandelend achter d’ Elzen boven de bomen.
Vreemde ganzen bevolken de beemden.
Vreemde kruiden verdringen inheemse.
De Kempense ader geeft okerbruin bloed…
Gedicht : Emmanuel Verreydt
DE VALLEI VAN DE KLEINE EN GROTE NETE
Een helder landschap, met, langsheen de Nethen, breede malsche beemden, die ’s zomers alle dagen door de macht der bloemen van kleur veranderen, en des winters onder water staan; als ’t dan nijg vriest, kan er uren ver op geschaverdijnd worden. Een groep edelpopulieren staat hier en daar, eenzaam en voornaam zijn lied te ruischen in de vlakte.
Oude kasteelen spiegelen zich met hun deftige parken, als pauwen in de klaarheid van de rivier. En waar de grond zijn eigen wat verheft, liggen de verzorgde tapijten der velden, rond de hoevekens met hun omhaagde boogaards. Aldaar zijn de dreven die naar een hofken leiden of naar een kapel, de eikenboschkens, met hunnen pikanten reuk, de chineeschfijne klepperboomen en goedige knotwilgen, die soms een stuk grond aflijnen; de propere dorpen, die elk met een windmolen zijn versierd, de afspanningen breed als moeders, de gehuchten, en dan verder de dennenbosschen en de paterkleurige, in stilte verzonkene heide.
Een landschap van voornamen eenvoud, van zingenden vrede en blijde rust. Open en frisch.
Een lusttuin voor de boeren, landjonkers, schilders en poëten.
Zo beschreef Felix Timmermans in het boek
”Vlaanderen O welig huis”
de pracht van de Netevallei.
GEBOORTE VAN DE TWEE NETEN
Op het einde van de laatste ijstijd, zo’n tienduizend jaar geleden, werd uit het toen droog liggende Noordzeegebied materiaal door de wind naar ons huidig landoppervlak verplaatst. De zwaardere schrale zandkorrels belanden in de Kempen, de lichtere vruchtbare leem waaide neer in Haspengouw.
IJs en sneeuw begonnen weg te smelten, wat grote watermassa’s in beweging bracht, die plots een uitweg moesten zoeken naar de zee. Rivieren gingen het landschap plooien en boetseren. Door de kracht van het water werden brede valleien uitgeschuurd en steeg het zeeniveau. De Kleine en de Grote Nete waren geboren! Ze schuurden sterk meanderend een bedding uit naar de Schelde, waardoor ze een typisch afwijkende oost-west oriëntatie verkregen.
Fricxkaart 1712
(Eugène–Henri Fricx 1644-1730 Brusselse drukker)
KENMERKEN
De Kleine en Grote Nete zijn typische laaglandrivieren die samen de ruggengraat vormen van het Netebekken.
Ze maken ook beiden deel uit van het Scheldebekken en hebben hierdoor een uitgesproken zoetwatergetijdenwerking welke uniek is in Europa. De waterbewegingen op de Kleine Nete zijn merkbaar tot aan de watermolen in Grobbendonk. Die op de Grote Nete voel je tot in Itegem.
De Grote Nete wordt ook wel “de Loire van de Kempen” genoemd omwille van de vele kastelen die je langs haar oevers aantreft. De rivier ontspringt in het Kempisch Plateau nabij het Limburgse Hechtel-Eksel en stroomt naar het westen over een afstand van ongeveer 80 km. Ze komt de provincie Antwerpen binnen in Balen en stroomt verder via Geel en Heist-op-den-Berg om na 85 km Lier te bereiken.
De Kleine Nete ontstaat op de grens van de provincie Antwerpen en kent geen eenduidige oorsprong. Ze wordt gevoed door verschillende beekjes, waaronder de Zeven Neten: de Zwarte Neet, de Witte Neet, Nonnen Neetje, de Desselse Neet, de Looiendse Neet, de Plas Nete, en het Klein Neetje. De Kleine Nete stroomt verder via Retie, Kasterlee en Grobbendonk om na 44 km in Lier samen te vloeien met de Grote Nete “waar de drie kronkelende Nethen een zilveren knoop leggen”. Ze stromen samen verder als de Nete (ook Beneden-Nete genoemd), die op haar beurt 15 km verder uitmondt in de Rupel.
HET LANDSCHAP
De Netes schuurden brede valleien uit in het zeer arme dekzand uit het Kwartair (1) tot op het veel rijkere Tertaire (2) mariene zand. Daardoor vind je in de Netevalleien een enorme variatie aan bodemtypes en bodemerfgoed, wat zorgt voor een unieke biodiversiteit. Bovendien bepaalden de rivieren ook in zeer sterke mate het landgebruik in de vallei.
Al van voor de middeleeuwen (ca. 500 tot 1500) wisten de bewoners de variatie in bodem haarfijn te herkennen en ontwikkelden ze speciale landbouwtechnieken om ermee om te gaan. Van de rijkdom van de steden Herentals en Lier tot het veelvuldig voorkomen van moerasijzererts. De variatie en gaafheid van bodems en bodemlandschappen hadden een enorme ecologische en erfgoedwaarde.
Kenmerkend voor beide valleien is het uitgesproken landelijk karakter, met een afwisseling tussen enerzijds natte beekvalleien met elzenbroekbossen, historische graslanden, vennen, veenbodems, restanten van turf- en ijzersteenwinning, en anderzijds drogere gebieden met zandige bodems en aanwezigheid van zandruggen, heidelandschappen, (naald-)bossen, enz. De geleidelijke overgang van duinruggen en dekzanden naar de riviervallei hebben unieke landschappen tot gevolg, zoals de Kruiskensberg, de Kesselse Heide en de Steenbeemden.
Beide rivieren werden in de loop van de geschiedenis meermaals verdiept, rechtgetrokken, ingepolderd en ingedijkt. In het landschap vinden we vandaag nog getuigen van de vroegere loop van de rivierbedding onder de vorm van afgesneden meanders.
Andere typische landschappelijke relicten zijn: turfputten, poelen en vennen, ontwateringsgrachten van de vroegere vloeibeemden, de kanalisering van de Neten, historische graslanden, de plaggengronden waar men vroeger zoden (plaggen) met gras of heide afstak. Deze werden gebruikt als strooisel in stallen, als brandstof of als dakbedekking…


1) De geologische periode Kwartair is de jongste geologische periode die loopt vanaf 2,588 miljoen jaar geleden tot heden.
(2) Het Tertiair duurde van 66,0 tot 2,58 miljoen jaar geleden. Het startte met het uitsterven van de dinosauriërs en eindigt bij de ijstijden. Vlaanderen wordt in deze periode verschillende malen gedeeltelijk overspoeld door de Noordzee.
NATUURPARELTJE AAN DE KLEINE NETE
De “Steenbeemden” is een uniek stukje rivierlandschap waar een droge rivierduin naadloos overgaat in een natte vallei. Deze overgang zorgt voor een zeer waardevol stukje natuur dat zeldzaam is in Vlaanderen.
Het gebied bestaat uit natte hooilanden, rietland, bloemrijke ruigten, broekbossen, droge heide en oude bossen met hoge cultuurhistorische waarde. Natuurpunt De Wielewaal probeert sinds 1985 door aankoop en beheer de rijke biodiversiteit van vroeger te herstellen. In de Steenbeemden, grazen Galloway- en Aubrarunderen, die door begrazing het landschap openhouden.
Van op de dijk van de Kleine Nete hebben we een mooi uitzicht op de vloeibeemden. Nachtegalen zijn er nog goed vertegenwoordigd, de blauwborst laat er het beste van zichzelf horen en het gebied herbergt zeldzame insecten, zoals de moerassprinkhaan. Plantensoorten zoals, Moesdistel, lange Ereprijs, Moeraskartelblad, en natuurlijk het Zomerklokje, een voorjaarsbloeier die bijna nergens anders in Vlaanderen meer voorkomt, gedijen hier goed. Het systeem van vloeibeemden is een oude landbouwtechniek, waarbij hooilanden langs rivieren regelmatig bevloeid worden met vruchtbaar rivierwater. De bevloeiing zorgde voor een hogere hooiopbrengst. Dit systeem raakte echter in onbruik. In de tweede helft van de vorige eeuw werd de Kleine Netenvallei gekanaliseerd en de verbinding tussen de rivier en de hooilanden werd verbroken. Een team van gedreven vrijwilligers maakt daar werk van meer en betere natuur. Hiervoor dankt de Nijlense Erfgoedkring “Tussen Twee Nethes” Natuurpunt de Wielewaal” voor hun inzet om het behoud van ons landschappelijk erfgoed te bewaren.

CULTUURHISTORISCH LANDSCHAPPELIJKE EENHEID
Van in de oudheid vestigden de mensen zich in de nabijheid van deze rivieren. Getuigen hiervan zijn de vele sporen van menselijke activiteiten uit vervlogen tijden die gevonden zijn in en langs beide Neten. Moerasijzererts, ijzerzandsteen en turf werden gewonnen uit de beemden. In de Steenbeemden werd ook de techniek van de vloeibeemden toegepast waarbij de hooilanden langs de rivier regelmatig bevloeid worden met vruchtbaar rivierwater.
Langsheen beide Netes lagen verschillende wadden, plaatsen waarbij men bij laagtij de rivier kon doorwaden. “Het Seppeke” in Kessel, “het Gewad” in Nijlen en “de Boekt” in Berlaar waren zo’n wadden. Niet alleen voetgangers konden hier bij lage waterstand de rivier oversteken. Ook dieren werden erdoor gestouwd en voerlieden met kar en paard zochten er hun weg naar de overkant. Al in de 18e eeuw vond men aan “de Boekt” een veerpont met een aanlegsteiger en een herberg. Het was de enige weg, zowel van Gestel als van Berlaar naar Kessel, die de Grote Nete kruiste.
Bruggen werden vaak gebouwd op de plaatsen van voormalige wadden en veren.
In de loop van de geschiedenis zijn de rivieren steeds een belangrijke hindernis geweest voor de aanvallende vijand en vormde een goede verdedigingslijn voor de verdedigers, zelfs tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog werden de bruggen vernield en de beemden blank gezet.
STRIJD TEGEN DE NATUUR
De geschiedenis van de Netes staat vol met verhalen over de nooit aflatende strijd van de mens tegen het water. Van oudsher werd de regio geplaagd door frequente overstromingen, die naast het vernielen van oogsten in de zomer ook het verspreiden van ziekten tot gevolg had.
Men probeerde het water dan ook op verschillende manieren te bedwingen: door de boordeigenaars allerlei waterbeheersingswerken op te leggen, zoals door het rechttrekken van meanders, het ruimen, verdiepen, verbreden, en indijken ervan.
DE BEVAARBARE NETE
De Neten waren belangrijke transportaders waarbij de scheepvaart zorgde voor een economische stimulans in het gebied. Omdat het waterpeil in de 19de eeuw meestal te laag was voor scheepvaart, besloot de overheid op het bevaarbare deel van de Grote Nete stuwen of stuwbruggen te bouwen. Hierdoor werd de Grote Nete in zeven bevaarbare zones ingedeeld. Door het afgebakend ophouden van het water, konden schepen als het ware met sprongen de rivier afvaren.
De Grote Nete telde minstens 24 officiële aanlegplaatsen of amers. We vinden het woord ‘amer’ o.a. terug in de U-vormige laadplaats ‘den Amer’ in Bevel, en in de (H)Amer hoeve ter hoogte van de Klets in Berlaar. Tussen Heist-op-den-Berg en Lier was de Hullebrug zonder twijfel eeuwenlang de voornaamste aanlegplaats.
Ook op de Kleine Nete werd er gevaren. Zo gaf het provinciebestuur van Antwerpen in 1835 de opdracht om op de Kleine Nete tussen Lier en Herentals zes sassen of sluizen te bouwen om per schip de kasseien voor de weg Turnhout-Diest te kunnen transporteren.
Het enige relict dat nog overblijft van het sas van Emblem, is de woning van de sluismeester of in de streektaal “sassenier”. Sas 3 met zijn sashuisje, op de grens Nijlen-Grobbendonk, bestaat wel nog steeds.
LEUTE EN PLEZIER
De Netes werden ook gebruikt om zich te ontspannen en plezier in te maken.
Zo konden overstromingen de beemden omtoveren tot een heus schaatsparadijs. Of wat dacht je van een tripje naar een van de vele badplaatsen in onze contreien. In Kessel werd er onder andere gezwommen in Kessel aan de kil, het Brannekensbruggeske en het Seppeken.
Naast de afleidingsvaart van Sas 1, bouwde Boske Vranckx in 1894 een drankhuis dat later de Franse benaming “Maison des Bains” kreeg. In het begin kwam er niet zoveel volk in het badhuis. Af en toe maakte een schipper, die een lading steen of wit zand kwam lossen aan de aanlegkaai, dankbaar gebruik van de drankgelegenheid om enkele pintjes te komen pakken, terwijl het schip gelost werd. Maar stilaan kwamen er ook geburen ‘s avonds al eens een kaartje leggen. In die tijd was het trouwens de gewoonte om straffe verhalen te vertellen bij pot en pint…
Op een nacht kreeg Boske Vranckx een verschrikkelijk goede gedachte: “als ik nu eens stuwbalken onder de brug steek, dan moet dat water van de Nete toch altijd even hoog blijven staan?” redeneerde hij. “Dan kan men dag in dag uit, altijd blijven zwemmen in het Netewater zonder rekening te moeten houden met het getij” vervolgde hij zijn gedachte.
Nadat “‘t Boske” een week later, na veel zwoegen en zweten, de stuwbalken had gestoken, veranderde er het een en het ander in zijn leven. Honderden Lierenaars van de begoede klasse kwamen voortaan ’s zondags bij Boske Vranckx een pintje drinken en pootjebaden in de Nete. Het duurde niet lang vooraleer één of andere rijke Lierenaars zich waagde aan een zwempartij in de Nete. Van het één kwam het ander en er kwamen meer en meer Lierenaars van de gegoede klasse ’s zondags naar Emblem afgezakt. Ze kwamen zelfs uit Antwerpen met paard en koets naar daar. Vanaf 1896 werd er elke zomer een heuse ‘plage’ geschapen en werden er zelfs zwem- en waterpolowedstrijden georganiseerd. Tegen een kleine vergoeding kon je er ook een roeibootje huren.
Tot in de jaren zestig van vorige eeuw was deze badplaats tijdens de zonnige dagen een drukbezocht ontspanningsoord. Jammer genoeg moesten in 1965 alle zwem- en roeiactiviteiten stopgezet worden door de zware verontreiniging van het Netewater.
FANTASTISCHE VERHALEN UIT HET BADHUIS
Zolang de familie Vranckx het badhuis uitbaatte, werden er fantastische verhalen verteld. We delen ze graag met jullie.
De wonderbaarlijke visvangst
Er gebeurde in de beginmaanden van het jaar 1918 een wonderbare visvangst. Duizenden spieringen zwommen heen en weer in de brede bocht van de Neten voor het eerste sas, om wanhopig een uitweg te zoeken om toch maar voorbij de sluisdeuren van ’t sas en andere aanwezige obstakels te geraken. De vis was goed van smaak en voedzaam. Spiering is een zalmachtig eetbaar visje met groene en blauwe tinten dat leeft in de Noordzee en de Zweedse meren. Het kwam eropaan ‘om bij de zaak te zijn’ want de spiering zou hier een paar weken na zijn verschijnen, even onverklaarbaar weer verdwijnen zoals hij gekomen was. Het vervoer van de gevangen vis gebeurde per kruiwagen, en werd bij het thuis komen verdeeld in de geburen. Het was een onverwacht geluk dat zich hier voordeed, tijdens de laatste maanden van de Eerste Wereldoorlog.
De zwanentemmers
Op een winterse dag rond de jaren twintig van vorige eeuw, zaten Gustje Vrancx en Maurice Taymans, samen met Nest van den Dekker, Krol van Bertje van de Roewe, de Witte van Dijck en de Pruis van de Kitser, bij den Broeker (Goormans) op ‘t Veer in Nijlen, een verwarmend witteke te consumeren. In feite waren ze aan ‘t jagen op wilde zwanen, wat in die tijd nog toegelaten was…
Ze waren nog maar juist bij den Broeker buiten of een kladdeke van vijf ‘langnekken’ trok met fluitend vleugelgeruis over. Met de vinger aan de trekker, het oog gericht op het vizier, legden de mannen aan, losten een salvo, en troffen een zwaan in haar zwing. ”Me hèmmer begot iejen” riep den Dekker, en hij, vierklauwens, naar het ten gronde gestuikte dier. Na wat bijt- en klapper-wiekwerk had hij de gevallene, die nog leefde, overmeesterd.
‘Met de gauwte’ had men een zeeltje aan de poot van de vogel gebonden en spande men haar voor de afgetopte kano van Gustje Vrancx die toevallig aan ‘Mol-ter-Nete’, de plaats van de vangst, aangemeerd lag. “Dedju mannen…” lachte Nest Van Rompaey opnieuw. “ ‘k Geun is zien of ze maa ni wilt veut trekken…” Op ne kik en ne mik zat hij in de kano en tot groot jolijt van het vrolijk gezelschapen van Nest in ’t bijzonder – laveerde het zwanebeest, dat niet meer kon vliegen, maar nog wel haar zwemcapaciteiten bezat, met kano en Nest en al over de ‘aflopende Neet’ in de richting van Emmele, grondgebied dat ze reeds na 300 meter bereikten. De zwaan, de kano en Nest al varend, de rest van de jagers-kliek te voet over den dijk, trok men al billenkletsend van ‘t lachen, in de richting van ‘t Badhuis, de veilige thuishaven. ‘In Seppeke’, dat stemmig cafeetje, dat daar zo knus neerhurkte aan den overzet met dezelfde naam, te midden van die gemoedelijke vallei der Kleine Neten, was de komst van de zwemmende zwaan, met Nest en de kano er achteraan, als een lopend vuurtje rond gegaan. En de klanten, met waard en waardin vooraan, stonden verrukt voldaan, het Breugeliaans
schouwspel gade te slaan. Ter hoogte van ‘t Seppeke gekomen hielden, tot groot genoegen van de talrijke toeschouwers, de ‘Zwanentemmers’ even halt om er met de rapte ene te drinken”. Nadat ‘die enen’ enkele broertjes had gekregen en het stillekensaan ‘mistig’ begon te worden, stak Nest opnieuw van wal met zijn zwan en trok verder naar ‘t Badhuis, dat reeds na korte tijd in ‘t zicht kwam. Ook daar stond heel wat volk samengepakt. Monden vielen open van verbazing, en uit de menigte riep een stem; “wel hedde van zeléve zoe een komieke processe hemme ‘k na nog nooit ni gezien…” Leute en plezier vierden daar hoogtij, maar verder zwanenjagen was voor die dag voorbij.
Auteur info
Pol Van Camp (°1938).
Pol heeft al sinds zijn kindertijd een grote interesse in geschiedenis en aardrijkskunde. Hij was van 1984 tot 2022 bestuurslid bij Heemkring De Poemp, waar hij zich verdiepte in de Nijlense geschiedenis. Hij hield zich vooral bezig met thema’s als Wereldoorlog I en de natuur en het landschap in onze dorpen. Pol was ook lange tijd de gedreven voorzitter van de Nijlense cultuurraad. Hij maakte mee de overstap naar de nieuwe erfgoedkring Tussen Twee Nethes en hoopt dat hij zich er nog lang voor kan mag blijven inzetten.
Werkten mee aan dit artikel
Marc Verreydt
REDACTIE
Annelies Tack
Pol Van Camp
Rudy Van Nunen
Bronvermelding
+
-
Natuurpunt Kleine Netenvallei
Regionaal landschap Rivierenland
Vereeuwigd Emblem, deel 1 en 2. Rene Schoonvliet
Vlaanderen, o welig huis p, 157 p, 158.
Emmanuel de Bom
Het Badhuis –Maison des Bains.
Wim Van Gelder, 1997
Wikipedia de vrije encyclopedie
Heb je zelf interesse om een artikel te schrijven over een stukje erfgoed dat jou nauw aan het hart ligt?
Neem dan zeker contact op.